Stichting ter Stimulering en Ondersteuning van een Bewuste Paardenfokkerij
Blog 5-27-1-2020 # GvH - Beschouwingen over de Fokkerij van het Tuigpaard, Gelders Paard en Groninger Paard
G. van Heijst, Voorburg, 27-01-20
Beschouwingen over de Fokkerij van het Tuigpaard, Gelders Paard en Groninger Paard
Wat hebben de fokkerij van Tuigpaard, Gelders paard en Groninger paard gemeen? Het zijn alle drie relatief kleine fokkerijen met de blijvende vraag: hoe zorg ik dat de fokkerij niet vast loopt in inteelt? De oplossing is dat het selectie systeem aangepast dient te worden. Uitleg volgt hieronder.
Er zijn een aantal organisaties in Nederland die zich bezig houden met de drie genoemde fokkerijen. De RVO (de organisatie die in Nederland verantwoordelijk is voor de erkenning van stamboeken), stelt dat op basis van de Europese regelgeving, een stamboek zorg dient te dragen voor een fokkerij beleid dat inteelt tegen gaat.
De Stichting voor Zeldzame huisdierrassen ondersteunt de Nederlandse overheid in de uitvoering van haar wettelijke taak (ondertekend FAO verdrag), om te zorgen voor beleid voor het ondersteunen van uitstervende dierrassen of dierrassen die in de gevaren zone zitten. Zowel het Gelderse- , als het Groninger Paard vallen in die groepen. De Stichting geeft aan dat om inteelt te bestrijden het van belang is om veel mannelijke dieren te hebben met allemaal een beperkt aantal nakomelingen.
Invloed van hengsten
De sturing in zowel de Tuigpaard-, Gelderse-, als Groninger fokkerij gebeurt nu grotendeels via de hengstenlijnen. De gedachte hierachter is, dat die de meeste nakomelingen brengen en ‘op die manier kunnen we de fokkerij dan effectief ontwikkelen’. Door ‘streng’ te zijn aan de hengstenkant (middels selectie op keuringen) hoopt men hier de vruchten van te plukken bij de nakomelingen. Door deze aanpak keer op keer toe te passen hoopt men zo generaties op te bouwen en de fokkerij naar een hoger plan te tillen.
Door via de hengsten te sturen krijgen hengsten (en zeker de beter fokkende hengsten) veel invloed op de fokkerij. Een effect wat versterkt wordt wanneer er ook nog zonen van deze hengsten in de fokkerij komen. Bepaalde hengsten krijgen daarbij een nog grotere invloed doordat de fokkers de neiging hebben om achter een paar hengsten aan te lopen. Het resultaat is dus veel nakomelingen voor een beperkt aantal hengsten.
Met het oog op tegengaan van inteelt in de drie genoemde fokkerijen zou het beter zijn om een voldoende aantal hengsten van verschillende bloedlijnen te keuren en ze allen een beperkt aantal merries te laten dekken. Dit beleid zou gestimuleerd kunnen worden door hengsten relatief kort in de fokkerij te houden en ze vervolgens voor de sport te verkopen. Door wat diepvries sperma achter de hand te houden kan men deze hengsten ook in de toekomst nog beperkt inzetten. Dit moet dan met name gebeuren in specifieke kruisingen om een paard te fokken dat een bijdrage kan leveren aan de fokkerij ontwikkeling.
Merrielijnen
Behalve aan de hengstenkant, is het van belang om goed naar de merriekant en met name naar het aantal merrielijnen te kijken. Daarbij moet men nadrukkelijk ook kijken naar het aantal doorgefokte merrielijnen of lijnen met perspectief om door te bouwen naar een doorgefokte merrielijn. In een kleine fokkerij is het verstandig om voor veel verschillende merrielijnen te zorgen en er hard aan te bouwen dat dit steunpilaren worden van de fokkerij. Wanneer een hengst uit zo’n doorgefokte merrielijn komt dan is dat een plus voor de fokkerij. Wanneer zo’n hengst namelijk gebruikt wordt, dan krijgt men er de merrielijn bij cadeau: al de kwaliteiten van die merrie lijn zijn dan namelijk bevestigd in de lijn van de hengst.
In elke fokkerij ziet men een aantal merrielijnen naar boven drijven waar een meer dan gemiddeld aantal hengsten uit voort komen. Deze merrielijnen zorgen voor de dwarsbalken in de basis van de fokkerij, daar kan men op doorbouwen. Wel is het dan vervolgens van belang dat in de uitbouw van de merrielijnen veel verschillende hengsten worden gebruikt. Ze mogen in de bloedlijnen wel raakpunten hebben omdat dit de deur open zet naar bloedaansluiting. Voorkomen moet worden dat voor de ontwikkeling van de merrielijnen, men allemaal dezelfde hengsten gebruikt in de bloedopbouw. Verstandig is om in groepen van merrielijnen te denken. Tussen de groepen moet veel overlap van bloedlijnen voorkomen worden. Dat geeft ruimte voor de ontwikkeling van de gehele fokkerij.
In het volgende deel van dit artikel ga ik specifiek in op de situatie binnen elk van de drie genoemde fokkerijen.
Tuigpaarden fokkerij
Bij de Tuigpaardfokkerij speelt er een belangrijk fenomeen mee: ‘ze kunnen het of ze kunnen het niet’. We hebben het over het zitten, bewegen met knie en lopen in balans. Kunnen ze dit niet, dan kunnen ze eventueel nog een beetje geholpen worden om die typische manier van lopen te ontwikkelen en anders doen ze niet meer mee. Ik zeg altijd, de natuurlijke aanleg voor lopen met een knie is een uitdovende eigenschap. Als je het niet toe kan blijven voegen, dan zakt het weg. Oregon was zelf een fenomeen, zijn kinderen waren een fenomeen. Echter een groot gedeelte van zijn zonen bleek dat niet voldoende door te kunnen geven. Toen was de Oregon x Oregon hengst de ontdekking in het doorgeven van de gewenste kwaliteit waar Hoogheid in excelleerde. Dit heeft zich met een reeks van bloedlijnen herhaald (denk bijvoorbeeld aan Manno x Fabricius en Manno x Patijn etc. ) Ook was er de stille kracht in de vorm van de hengst Rigismund, wat niemand in de gaten heeft gehad (Half broer x Half broer, beiden met Hackney invloed).
Het is een fokkerij in opbouw, maar in die opbouw is niet begrepen dat breedte en ontwikkeling niet alleen in de merrielijnen maar ook vanuit de merrielijnen van groot belang is. In de laatste jaren is daar een beter begrip over ontstaan en aandacht voor beschikbaar gekomen. Er wordt ook wel geprobeerd naar te handelen, maar in de fokkerij komt dit nog niet voldoende van de grond.
Nu heeft de vlucht naar voren plaats gevonden waarbij de hackney veelvuldig als hoop van zegen wordt ingezet. Daardoor zitten we nu midden in een kruisingsfokkerij en is de invloed van de hackney behoorlijk zichtbaar geworden in type, grootte en beweging. Dit draagt in ieder geval bij aan het terugdringen van de inteelt problematiek, voor zover de fokkerij toch niet steeds door de courante bloedlijnen overvleugeld wordt. Een kruisingsfokkerij gaat echter ook gepaard met veel uitval. Het wordt dus weer wachten op een uitschieter die het gaat maken via de hengstenlijn. Daardoor zijn we weer terug bij af.
De oplossing is: de betrouwbaarheid aan de merriekant moet omhoog. Bij de beste merries moet men de nieuwe technieken inzetten om zodoende daar de besten uit te kunnen halen en zo een basis te bouwen die heel hecht wordt. De fokkers moeten de handen in elkaar slaan om de kosten van de nieuwe technieken te kunnen dragen. De hengsten moeten uit een merrielijn komen die bijna altijd scoort en weer gekruist worden met een merrielijn die bijna altijd scoort. Op die manier kan men veel hengsten inzetten die weinig hoeven te dekken, men heeft resultaat en men kan de inteelt laag houden.
Groninger Paard fokkerij
In de Groninger Paard fokkerij worden traditioneel veel verschillende hengsten in gezet en heeft men daar lang de inteelt laag kunnen houden. Maar de laatste jaren is het aantal hengsten niet bijster veel toegenomen en is de fokkerij in aantallen terug gegaan en waren een aantal hengsten iets populairder waarbij ook de verwantschap een rol speelt. Even onoplettend en dan kun je zo maar het stuur kwijt raken in de zin van controle in de ontwikkeling van de fokkerij.
Ook hier geldt dat breedte in het aantal merrielijnen en vers ongebruikt bloed (wat bij de Groningers nu nog veelvuldig voorhanden is, maar ook zo maar in een keer weg gespeeld kan zijn) zo veel mogelijk vast gelegd dient te worden.
Bij de fokkerij van het Groninger paard is met name het aantal merrielijnen van belang. Er dienen zo veel mogelijk merrielijnen binnengeharkt te worden. Men dient te werken aan de ontwikkeling van een volgende generatie hengsten. Het type heeft men redelijk weten vast te houden. Verder dient de lijn weer opgepakt te worden zodat er een grote verscheidenheid qua bloedlijnen beschikbaar komt die allen een beperkt aantal merries dekken.
Gelders Paard fokkerij
In de fokkerij van het Gelders Paard begint het achterstallig onderhoud steeds meer op te breken. In de tijd dat het nog mogelijk was om veel hengstenlijnen te ontwikkelen en aan te keuren, heeft men dit niet gedaan. Ook in de Gelders Paard fokkerij ligt de aandacht te veel op de hengstenkant en is er onvoldoende aandacht voor de merriekant. Er zijn nog veel goede merries maar er wordt te weinig moeite gedaan om daar passende hengsten bij te zoeken: passende hengsten om echt tot bloedlijn ontwikkeling te komen en om te komen tot nieuwe passende hengsten voor de Gelders Paard fokkerij.
Aan de hengstenkant heeft het ontbroken aan het aan durven keuren van hengsten en dat wordt dan een vicieuze cirkel waar men in vast loopt. Ondertussen loopt het aantal dekkingen terug omdat de vraagkant onvoldoende ontwikkeld kan worden door een gebrek aan eigenheid van het Gelders paard. Inzet op herkenbare eigen hengsten is van groot belang om de markt geloof te laten houden in dit mooie paard.
Bij de fokkerij van het Gelders Paard kunnen nu nog snel veel interessante merrielijnen binnen geharkt worden waardoor er ook voor de toekomst veel meer balans in de fokkerij van het Gelders Paard kan ontstaan. Het is nog niet te laat! Er dient veel aandacht besteed te worden aan het ontwikkelen van hengsten en hengstenlijnen uit interessante merries.
Het type van het Gelders Paard (zelfs van een modern Gelders Paard) staat onder druk, doordat veel fokkers bij gebrek aan passende Gelderse hengsten bij rijpaard hengsten zijn gaan dekken en er hengsten gekeurd zijn die aan de grens van het type staan. Er is bij de Gelderse paarden dus sprake van een vorm van kruisingsfokkerij op type. Dit type zou men wel eens kwijt kunnen raken als daar geen extra aandacht aan wordt besteed: de vijver waar nog hengsten uit gevist kunnen worden die nog echt in het Gelderse type staan met de juiste bloedlijnen wordt steeds kleiner. In de termen van populatie genetica is het zo, dat als je onderdelen van het type kwijt speelt, deze in de populatie niet meer terug te vinden zijn. En dat betekent echt: foetsie! Je kan die bepaalde eigenschappen dan alleen nog uit andere populaties terug halen, waarbij je vaak dingen mee moet nemen die je niet wilt, zoals genetisch ongewenste problemen. Bijvoorbeeld meer bot en massa uit een andere fokkerij, maar waar bijvoorbeeld minder aandacht aan erfelijke gebreken is besteed.
Tikkende tijdbom
Er is nog een extra reden waarom er in de Tuigpaarden-, Gelderse-, en Groninger fokkerij nu extra veel aandacht besteed moet worden aan het verbreden van het aantal beschikbare merrielijnen en het verkrijgen van meer doorgefokte merrielijnen. Dit komt door de praktische factoren van (leef)tijd en geld. De omstandigheden in Nederland aan beschikbare grond is dermate ongunstig: grond is veel te duur voor zo’n hobby. De echte liefhebbers wijken uit naar België of Duitsland waar de grond nog betaalbaar is. Het aantal fokkers neemt af in deze fokrichtingen o.a. omdat het hier veelal om liefhebberij gaat en er meer geld bij moet dan bij de succesvolle rijpaardfokkerij. Veel van de fokkers raken op leeftijd en het aantal dat dadelijk af zal moeten haken is aanzienlijk groter dan het aantal dat als jonge fokker in stapt. Overigens voor de rijpaardfokkerij is het niet anders. Ook daar gaan grote aantallen fokkers uitvallen puur en alleen op grond van leeftijd.
Uitnodiging aan rijpaardfokkers
De fokkers van Gelderse en Groningse paarden, doen er verstandig aan om de fokkers van rijpaarden, die veel verdiend hebben aan hun fokkerij mede omdat deze paarden voortgekomen zijn uit goede Gelderse of Groningse merrielijnen, te vragen of zij, als zij nog een merrie hebben die passend in de bloedlijnen staat voor die fokkerij, hun merrie één of twee keer in willen zetten voor de fokkerij van het Gelders of Gronings paard. Op die manier wordt er iets terug gegeven waar beide fokkerijen tot in lengte van jaren nog van kunnen profiteren.
Uitleg ten aanzien van binnenharken van merrielijnen bij Groninger - en Gelders Paard fokkerij.
Voor de omvorming van het landbouwrijtuigpaard naar rijpaard was het aantal merrielijnen wat beschikbaar was voor de Groninger en Gelderse fokkerij behoorlijk groot. Veel van deze merrielijnen zijn door de inzet voor de rijpaardfokkerij verloren gegaan voor de Groninger – en Gelders Paard fokkerij. Wat daarin heeft mee gespeeld is dat de rijpaarden veel meer opbrachten dan een Groninger of Gelders Paard. Men wilde geen dief van zijn portemonnee zijn. Deze merrielijnen blijven echter nog steeds dragers van bloed die voor de Groninger of Gelders Paard fokkerij ingezet kunnen worden. Zeker wanneer hier weer hengsten op gebruikt zijn die weer uit dezelfde fokkerij voortkwamen. Deze merrielijnen drijven echter steeds verder weg wanneer het aantal generaties vreemd bloed toeneemt omdat hiermee de kans toeneemt dat het gat naar het Gelders of Groninger Paard te groot wordt.